De laatste stille dag
08:02 | Author: Douwe Jan Schrale
De dag spreekt met mij. Ze spreekt over de stenen die niet bewandeld zijn. Over de huizen waar nu mussen wonen. Over de vos die moest zwemmen om bij haar nest te komen. Ze draait om mij, denkt met mij. Haar gedachten gaan langs de bomen die nooit meer gesnoeid worden. Nooit meer gekapt. Ze zullen zich laten vallen in de wind omdat de zwaartekracht de verlaten ouderdom naar beneden sleurt en in haar val zullen ze vernietigen en helen. Breken en doen breken, alles om maar vrij te sterven.

09.00 De leegte die de tijd achterliet.

Ik werd wakker. De stilte dacht na. Toen mijn eerste adem dat verstoorde, werd de wereld fel en hard. Grijs als het beton dat voor mijn voeten brak. Wit als de wolken die over zeilden. Ik was alleen. Eén met eco-gadgets die verspreid lagen in de kamer. Eén met het raam dat klapperde omdat de wind altijd kinds bleef, hoe woest en wild hij ook wou zijn.

Ik poetste mijn tanden, het water uit de ton was koud. Nee, niet koud, winters waren koud. Het water was fris. Ik spuug het water uit. Een witte laag schuim druipt langs mijn mond het putje in. Ik spoel nog een keer om de muntsmaak te verjagen. Achter me slaat een deur open. De wind al weer.. wie anders. Ergens achter in de kamer ruist de radio. Alles werkt nog, alles behalve de mensen. In het begin speelde de radio een automatisch programma af, herhaling van nieuwsberichten, top 40 lijsten, top 2000 lijsten. Al die herinneringen waren gaan hakkelen. Overslaan en uiteindelijk werd het stil. Ruisende stilte.

Er draaide een micro economie, restanten van een groot financieel netwerk. Net fit genoeg om de radio nog radio te laten, als het zou plaatsvinden. De ramp waarvan toen nog niemand wist welke vorm hij zou aannemen. Maar waarvan iedereen wist dat hij zou komen. De media schreeuwde al jaren over de gevaren die de moderne maatschappij met zich meebracht. Het was alleen maar wachten, wachten, wachten. wachten, tot ze allemaal gingen.

Het systeem werkte goed. Toen het eindelijk gebeurde, bleven de lege bedrijven automatisch reclames kopen. Van dat geld werden de kosten van de muziek betaald en hield je de bevolking hopelijk rustig: Brood en spelen, spelen en brood.

Het systeem behield een evenwicht tussen markt en overheid en zat relatief intelligent in elkaar... voor de korte termijn. Na vier jaar kwam dit proces langzaam tot een eind, computer foutjes, storingen en het leeg raken van de rekeningen liet radio’s in stilte doven.
En zo ging het met de hele maatschappij. Langzaam ging alles uit. Ramp proof noemde men dat en in principe was dat het ook.

Er zijn redenen waarom ik dit weet, pogingen.. momenten van hoop. Ik ben naar de radio stations gegaan en heb een aantal aanpassingen gemaakt in hun programmering. Mijn naam, mijn telefoonnummer, de frequentie waarnaar ik luister, eerst niet maar uiteindelijk ook mijn locatie stroomden de ether in. Eerst Fm en lange golf later ook korte golf. Vier verschillende talen. Vooral het Mandarijns heeft me dagen gekost. Maar uiteindelijk ben ik zelfs in China wereldberoemd geworden. De wereld kende mij, de wind kende mij, de huizen kenden mij.. maar ken jij mij?
Ben je er nog? Raar mythisch figuur dat je bent. Gedachtedwaling, hoop en kracht. Vernietiger van eenzaamheid?. Ik ben een idioot in stille ruis gevangen. Niemand die me vind, niemand die me opkomt halen. Ik wil jou, ik wil kinderen met je krijgen, de wereld herontdekken. Adam en Eva.. godverdomme... Adam en Eva.

10.00 Het slikken van pijn.

Het loopt tegen negenen. Tijd om te eten. De mechanische tijd bestaat niet meer.. Alleen in mijn hoofd tikt een klok van betekenis. Ik heb het nodig, al was het maar om grip te krijgen op dit leven. Geen afspraken, geen mensen die wat van je willen, geen externe motivatie. Alleen mij zelf en de klok. En de klok zei eten.. eten, eten, eten. Mijn buik nog niet. Maar een tekort aan energie was geen optie. Ritme in het lichaam maakt het lichaam sterker, maakt het hoofd sterker.

Langzaam bracht ik de lepel naar mijn lippen. Pap, slijmerige warme pap. Elke ochtend negen uur. Pap. En mocht ik er zin in hebben, gedroogde vruchten. Ik slikte en slikte nog een keer. Vergat te bidden, vergat altijd te bidden. Ik besloot voor de suiker te gaan.
Het eten zou geen probleem moeten zijn. De tuin van het landhuis bracht genoeg voedsel. Het vertrouwen dat is het probleem. Ik vertrouw het voedsel niet dat uit de bloedgrond komt. Nog steeds niet na al die jaren... Ik ben begonnen met een klein tuintje van potgrond. De oogst leek goed en tijd zal uitwijzen of ik ook de energie heb om het bij te houden. De kracht en het nut waren losse fenomenen in dit universum jaren geleden haalde ik mijn kracht uit het samen zijn. Samen met iemand anders iets doen, iets creëren.. Nu die iemand er niet meer is, moet ik voor me zelf leven. Ego op één. Nou ja ik heb gelukkig de dieren nog. De honden, de geiten, Maria en het hert, het arme bloedende hert dat ik zo vaak in mijn armen hield.

Naast de kleine tuin die ik verdedigde tegen de oprukkende natuur was er de jacht... De grote tuin.. Gods tuin. Sinds het grote verdwijnen. was de grote tuin in golfbewegingen op de beschaafde wereld afgestormd. Eerst klein, pioniers gewassen; riet gras en al dat andere dat als eerste kwam. Daarna groter, bomen hakten in het asfalt. Viaducten stortten in. Maar dit was een langzaam proces vergeleken met de vernietiging die het dierenrijk bracht, . Het begon met een insectenplaag, daarna knaagdieren, herten, roofdieren en tot mijn verbazing ook tropische dieren, die uit de dierentuin ontsnapt waren. Tijgers en leeuwen slopen door de weidevelden. Kuddes olifanten denderden over de snelweg de wereld was weer wild geworden en ik verdwaalde in de wildernis.

De ochtend praat met mij, ze zegt dat het een mooie dag gaat worden. De ochtend zegt altijd dat het een mooie dag gaat worden, ook als het regent, ook als het sneeuwt, ook als het stormt. Want de ochtend is de geboorte van de dag. Je zegt toch ook niet god wat ben ik slecht geboren? Nee. . De avond kan in blues zijn. De middag in een grafstemming. Maar de ochtend is onwetend, slaperig, vol dromen. De ochtend dat was jij.. terwijl ik in het donker rond dwaalde. En toen ik wakker werd was jij verdwenen.


De ochtend, die ochtend begon met woorden over ons. Over hoe we verder moesten. Ik had niet goed geslapen. Te veel gedachten in de zee. De momenten van slaap waren vol dromen. De momenten van wake, vol gedachten. En jij wist dat, je merkte dat. Zorgzaam als je was.. zodra we onze ogen openden begon je met vragen. Eerst lief, wat is er schat... toen ik geen antwoord gaf... keek je moeilijk en zette je die toon op... die toon die botten breekt.

Toen je eindelijk je mond hield, begon ik te praten: ”Weetje lieverd; de wereld is niet zoals hij hoort te zijn. Ik hoor hier niet te liggen, ik hoor te zwerven, te vechten. De tijd waarin ik droomde van het samen zijn, was de zelfde tijd waarin ik vocht om alleen te zijn.. weg van alles. In de lege tijd was ik wild, stormend, vaag, blij met vlagen. Ik leefde en dat was alles wat je in mij zag.. nu lig ik plat op mijn rug, vast gebonden door ons samen zijn. En alles lijkt te doven.. jij leeft. lijkt te groeien ondanks dat ik doofde of misschien wel doordat ik doofde.”

Een traan liep door haar ogen. Ze stotterde, kon de woorden niet uit haar keel krijgen, uiteindelijk schoten ze langs haar lippen, eerst nog met haar zachte stem. Maar snel fel. Eerst spijt, daarna woede. “Ik wil je niet weg houden van je zelf. maar je koos er voor. Jij wou bij mij zijn. Net zo hard als ik bij jou. Jij domme man. Zoekend naar rust, zoekend naar vrede vond je mij. Zoekende naar blote kwetsbare liefde vol passie en kracht vond je het meisje dat ik ooit was. Je verlangde naar armen om in te liggen, lippen om te kussen. En ook daarin vond je mij. Ik ben de schat die je hebt opgegraven. Je redde mij, oh idioot, je redde mij uit een diepe kist. Maar het was een keuze meer niet.. Ik wou nooit gered worden. En daarvoor zal ik eeuwig van je blijven houden. Je koos ervoor, vergeet dat niet verdomme. Je wist wat je kreeg. Was er bewust van toen jij met me vree. Nu zit ik vol met leven. Vol met liefde, vol hormonen.. en om dat te beschermen, heb ik een plek gemaakt, een wereld geschapen die niet de jouwe is.. een wereld waar iemand kan opgroeien. Veilig van het wilde leven.”

Ze had een web gesponnen om ons heen. Een web waar ze haar kinderen in kon leggen. Beschermd tegen alles wat daar buiten was een web van normen en waarden, van burgerlijkheid en saaie stiltes.. een web waarin ik vast geplakt zat. En web van liefde.

“Ja ik wil van je houden, ja ik wil dat jullie veilig zijn, dat de toekomst veilig is.. maar je moet ook mijn vrijheid respecteren. Ik houd van je oh god ik hou diep veel van je. Het was geen fout om je mee te nemen in mijn wereld. Maar het was wel fout van jou om mijn wereld te willen veranderen. Om mij te willen veranderen. Want dat heb je gedaan. Dat was je altijd al van plan. je wil me opsluiten. Gevangen houden kreng. Deze wereld is niet alleen van jou. Je kan net zo hard roepen dat je alles wil aanpassen. Maar we moeten het samen doen. Samen en als je mij mijn vrijheid niet gunt dan kun je wat mij betreft oprotten”

Met grote stappen liep ik de kamer uit. De deur sloeg achter me dicht. Ik denderde de trap af en achter mij hoorde ik huilen. Een paar seconde later ging de tv aan.




11.30 Vluchten in gevoel.

Het was tijd om te jagen. Tijd om alle agressie er uit te gooien. Ik loop richting landhuis. Richting de paardenstallen. Er zijn auto’s die ik kan gebruiken maar auto
rijden bewijst slechts de eenzaamheid. Ik zadel het paard, doe het hoofdstel om en aai haar over haar bles. Maria heet ze; een schitterende merrie, genoemd naar de vrouw die me ontnomen is. Ik stijg op en beweeg mijn hakken in de zei van het paard. Eerst stapvoets over de binnenplaats, in draf door de poort heen, sneller en sneller over de dorpsstraat waar ik vroeger speelde.. richting het bos. Het was mijn beslissing geweest om weer naar het ouderlijk huis te verhuizen. Ik woonde goed in het lage land, maar de combinatie van een stad onder de zeespiegel en de verstikkende moderne architectuur maakte het eenzaam al voordat iedereen verdwenen was.

Ik besloot terug te keren naar het oude land. Het vertrouwde land van jeugd en beken. Maar ik ging niet in het landhuis wonen; teveel ruimte, te veel kou, te veel herinneringen. Ik ging wonen waar vroeger de bediendes woonden. Mijn vader was een echte klusser, een man die maakte wat hij dacht en dacht wat hij maakte. Een fanatiekeling Het landhuis stond al jaren leeg en mijn ouders die hun leven lang hard gewerkt hadden konden het kopen. Ze kregen subsidie van de gemeente als ze het opknapten. Dagen achter elkaar timmerde mijn vader. Hij greep naar zijn zaag zodra hij opstond en gaf alles om zijn droom in vervulling te laten gaan..

Het bedienden vertrek was eerst ook hun huis. Dat gebouw was toen de graaf en zijn vrouw overleden, bewoond gebleven. Een erfenis aan de bedienden die hun zo trouw geholpen hadden. De rest van het landgoed was na de monetaire crisis en de val van de huizenmarkt moeilijk te verkopen. Soms, als ik door de gangen van het landhuis zwerf, hoor ik getimmer. En vaak was het de wind die ergens mee speelde. Of ratten in de keuken. Maar soms, heel soms kwam het getimmer uit de spijkers. En maakte de eenzaamheid plaats voor herinneringen.

Het paard draaft het marktplein op, beelden van ridders en cowboys schieten door mijn hoofd. Ik ben de koning, koning één oog.. koning twee oog.. Maria steigerde, Ho, Maria ho. Ze houd halt voor de kerk.. ik spoor haar weer aan om onze weg te vervolgen. Maar ze doet geen stap meer. Nog een keer iets harder..niet voor uit te branden. ‘’Wat is er lieverd’’, vraag ik. En stijg af. Ze geeft me een duw met haar snuit. “Rustig maar. We kunnen wel even de kerk in als je dat wilt”.. ik stijg weer op en we rijden stapvoets de kerk in. Dit was de route die ze vroeger altijd namen. Maria was van een oudere vrouw geweest, streng gelovig en gek op dieren. Ze deed alles te paard. Zij was degene die mij leerde paardrijden; een kind van 6 jaar op een hengst van twee meter hoog.
God had haar de paarden gestuurd..en de auto was door de hel deze wereld binnen gereden.. Ze was gek, hartstikke gek.

Ik kwam een keer haar kamer binnen, hoorde haar schreeuwen: “Ik ben je oma. En ik droog alles met mijn hart. Ik ben de stroom, het felle licht. Ik ben jouw god. Kom bij me. Halleluja”. Daar stond ze midden in het huis de teugels van haar paard in de ene hand, de bijbel in de andere. Ze steeg op en galoppeerde zo door de serre deuren richting de kerk. Het dorp was ondertussen wel gewend aan het paard in het heilige gebouw. De gelovigen respecteerden mevrouw Antoinet Rettemetet zoals de straat haar noemde. Ze heette eigenlijk mevrouw A. Von Reden. Iedereen was een beetje bang voor haar. Het was een indrukwekkende vrouw, krachtig in haar gebaren en krachtig in haar woorden. “De mensheid zal vergaan” riep ze geregeld “en paarden zullen ons lot erven”.

Maria ging stapvoets tussen de banken door naar het preekgestoelte, ze knielde.. Weer herinneringen. Dit was zo’n plek waar het laatste spel zich had afgespeeld.

Ik zat beneden in de keuken, toen Maria van boven riep. Kom kijken kom kijken. De paus is op tv, hij spreekt over het onmogelijke... in mijn ogen sprak de paus wel vaker over het onmogelijke.. maar Maria leek enthousiast te zijn. Ik was al blij dat we geen ruzie meer hadden. Dus ik snelde naar boven.. Op dat moment hoorde ik gezang van buiten komen. Ik liep naar een raam toe. En ik keek naar iets wat nog nooit gezien had. De mensen in het zonlicht , lachten, zongen, prezen. Ze zoenden elkaar, rukte elkaar de kleren van het lijf. Bijna iedereen had zijn ogen dicht. Hun roepen brak door de muren heen. ‘’Weg met het aardse, weg met de drukte, de stress, de pijn. Wij zijn vrij. Wij zijn gered door god almachtig want wij worden allemaal engelen. Wij zijn allen voorbestemd voor de hemel.’’ Ik had dit gedrag eerder gezien... bij de vrouw met de paarden, mevrouw Antoinet, maar Antoinet was gek. Dit waren mijn buren, ik zag mijn saaie, normale buren met hun saaie kinderen en hun saaie huisdieren en hun saaie Ikea huizen.. ze leken hun grijze tint verloren te hebben Ik schrok.. ze waren bijna gelukkig..

Ik snelde naar boven, zodra ik de deur binnen kwam begon Maria tegen me te kletsen: “De paus zegt dat de mensheid naar God toe gaat en dat Jezus is terug gekomen op aarde”.. Er schijnen in heel de wereld mensen te roepen zij dat zij de zoon van god zijn. De kerk heeft daarom een serieus probleem.. er is een reeks van testen geschreven om te kijken wie de echte Jezus is.. Als ik Jezus was geweest zou ik niet komen opdagen. Op alle andere kanalen, zijn andere religieuze leiders hetzelfde aan het vertellen in andere woorden en met andere namen.

Oh ja, op één zender probeerde een professor uit te leggen dat een virus de slaapkwab en het reptielachtige deel van de hersenen aantastte, waardoor mensen in een religieuze extase terecht komen, Waarna de journalist zei: “dus God heeft ons een virus gestuurd. Hoe geniaal. Hij is de schepper van leven dus waarom zou hij ons leven niet beïnvloed den? De professor keek de journalist met verschrikte ogen aan en liep vervolgens met snelle pas de studio uit. Zijn wereld brak in tweeën. Berekeningen, metingen leken niks meer uit te maken.. alles was gevoel. Alles is gevoel.

Religieuze centra van de wereld stroomden vol met gelovigen.. Hindoes, Joden. Christenen, Islamieten, reli-shoppers, ietsisten en zelfs verdwaasde atheïsten. Iedereen en alles kwam naar Gods huizen. Op zoek naar een antwoord. Op zoek naar de waarheid. Naar elkaar, vertrouwde normen waren verdwenen. Terwijl waarden als naastenliefde hoogtij vierden. Op straat ontstonden diensten. Er werd muziek gemaakt, gedanst en gegeten.

“Kom mee, kom mee naar buiten” riep Maria.” Kom we gaan kijken, Zingen, dansen op de straat. Jij wil toch vrij zijn. Dit is vrijheid. Dansen lachen zoenen vrijen. Dit is God.” Het leek of ze ons geruzie van de afgelopen maanden in één klap was vergeten. Ik niet, ik zat vast in mijn hoofd. Mijn vrijheid ziet er anders uit dan die van haar. Mijn vrijheid Includes: sexy bars bezoeken in Zuid Afrika, zwerven over straat in Zuid Amerika, trekken door de Sahara zonder water, mensen redden die niet gered willen worden, Acheologie, Schatten vinden die niet gevonden willen worden. Mijn vrijheid is ruig, vol bloed, zweet en tranen, on the rocks. Nou ja ik zou willen dat het zo was.. Eigenlijk leefde ik rond die tijd in een polderstad en zat vast aan werk en relaties, een hypotheek en andere verplichten. Angst allemaal angst, bang om terug te gaan naar mijn jeugd. Bang om herinneringen terug te vinden, bang om het te verliezen. Wat het dan ook mag zijn.

En nu? Vlieg ik nu naar Afrika? Nu er niemand meer is om mij tegen te houden? Ik zou wel willen maar ik durf niet.. daarnaast als ik me ga verplaatsen dan kunnen ze me niet vinden!.. ja dat is eigenlijk de reden.. ik moet vindbaar blijven.. en dat kan niet in de woestijn..

12.00 Extase

Nadat ik Maria uit de kerk gereden had en voorkomen had dat ze de bar in reed, zetten we onze weg voort naar het bos... er is een pad.. en dat is het pad dat ik vaker berijd. De rest was verdwenen. Nou ja de mensenpaden. De wilde paarden en de herten hadden eigen paden, paden die ik kende maar nooit bewust bewandelde.. ik wil het evenwicht niet verstoren. Ze kennen mijn geur. Ik ben het roofdier. Mijn pad gaat richting de heide, waar verschillende wildpaden elkaar kruisten. Daar had ik een hut. Het pad ging verder richting een ander dorp. Langs de rivieren. Uiteindelijk kwam je bij een splitsing. Links naar de rivier, rechts naar de snelweg die je overal naar toe kon brengen.. Soms nam ik een auto richting de stad om boodschappen te doen. Eerst kleine dingen zoals kogels, vallen, vishengels. Later nam ik ook grotere dingen mee uit de stad, zoals een windmolen en zonnepanelen. Dit deed ik met een vrachtwagen die ik gevonden had aan de rand van het dorp. . Langzaam. Reed ik met het monster over de snelweg. Ik had geen idee hoe ik een vrachtwagen moest besturen. Het heeft me dagen gekost maar uiteindelijk kon ik op zonnen- en wind- energie een grote seinlamp laten branden op de kerktoren. Een baken in de leegte die de vreemdelingen hier naar toe had moeten leiden.

Ik bind Maria aan een boom en ga verder te voet. Ik loop door het bos. Voor mij uit vliegen merels. Ik doe de deur van de hut open. In de hoek staan verschillende geweren. Ik kies de middelste . Het wachten was begonnen. Ik nam een hap van de homp droog brood die ik bij me droeg en werp wat kruimels richting de mussen. Eet smakelijk vogeltjes.. geen antwoord terug.. Terwijl ik mijn brood naar binnenwerk hoor het tikken op dak, het was zachtjes begonnen met regenen

Maria sleurde me naar buiten kom, kom. Ze glimlachte. Ik had haar in tijden niet zo zien lachen. Een bandje van een paar straten verderop speelde de tango. .Ze greep mijn hand vast. Argentina fluisterde ze mm.. we dansten. Tot het eten klaar was. We aten op de grond. Ik kuste haar. Terwijl de eerste regen van de dag uit elkaar spatte op de straatstenen. Opeens zag ik iets bijzonders. Het was maar een detail en de rest had het veel te druk met vrolijk zijn, om het op te merken.
Een groepje jonge mensen zat in een groeien plas regenwater. Ze speelde met het water. Het bewoog. En je kon zien dat het water zich iets aantrok van hun aanwezigheid. Het stroomde om hun billen en benen heen, het stroomde overal
behalve om meneer Evertson die op nummer vijf woonde. Het water leek onder hem door te gaan, zich niks aantrekkend van het lichaam dat in de weg zat.. Toen ik het van dichterbij wou bekijken, greep Maria mijn hand.. kom ik wil je wat laten zie., Ze leidde mij naar het park. We zijn als Adam en Eva.. alleen in het paradijs. En ze had gelijk. Het normaal zo drukke park was leeg. Ze ontblootte haar borsten en we vreeën. Ze voelde licht. Maar ik dacht dat het door onze passie kwam dat alles soepeler ging dan normaal dat het zo hoorde. Maar ze leek steeds lichter te worden. De hitte doofde in de regen en ik tilde haar in mijn armen op. Ik was bang dat ze zou breken. Kapot zou gaan. Zo licht leek ze geworden te zijn. We liepen door de straat. Opeens hoorden we gebonk op de ruiten. Daar stond de demente overbuurvrouw met haar gezicht gedrukt tegen de ruit. We deden de deur open. Ze klonk helderder dan normaal “Ik wil naar de rest” zei ze “ Iedereen is naar het plein” Ik wil er bij zijn. Ik wil daar zijn.” Ik duwde haar rolstoel richting de kerk. Opeens begon ze om zich heen te slaan. Laat me met rust ik kan dit alleen. En blijkbaar kon ze het alleen want ze ging in flinke snelheid de straat uit.. “En wij dan?”vroeg ik aan Maria. “Wat gaan wij doen.?” “Wij gaan ook” antwoordde ze.

Er werd gepreekt op het plein. Gepreekt, gezongen, gedanst en geknuffeld. Het was als in onze straat maar met duizenden gelukkige mensen. Er hingen versieringen uit gebouwen en er stonden schilderingen op alle muren. Locale religieuze Leiders hadden zich verspreid over het plein, ze spraken met veel verschillende woorden maar zeiden allemaal het zelfden. Wij gingen staan bij een man, die over het ontwaken uit een kosmische droom predikte. Hij sprak over verlichting. Over reïncarnatie. Hoe wij onszelf terug vinden in de vogels die het luchtruim beheersen. Aan de andere kant van het plein wordt gepredikt over openbaringen. Fel en duister. ”Maria!” riep ik, “ik wil weg, Maria. Ik wil naar mijn ouders.” “ Maar ik wil niet.” antwoordde ze, “ik wil naar de woorden luisteren.. ik wil hier zijn.”. “Maria! Ik hou van je, kom mee” en ik trok haar richting ons huis. Ik deed haar gordel om en reed de snelweg op. Overal stonden lege auto’s, toen Maria eenmaal in de gordel zat begon ze te roepen:..” Ik ben zo gelukkig, ik houd van je laat me naar buiten, laat me asjeblieft naar buiten”. Tot tranen toe. Ik deed het kinderslot er op en reed in volle snelheid over de vluchtstrook. Ze begon harder te schreeuwen, te lachen. Ik kon niks anders dan een poging doen om haar rustig te houden door zachtjes te fluisteren: “ je mag er zo uit als we bij mijn ouders zijn. Rustig maar, rustig..” Wat ik vreesde was waar; boven alle dorpen zweefden schimmen. Sommigen ter hoogte kerktorens. De fanatiekere ter hoogte van hoge flatgebouwen. Ze stegen niet hard, maar hard genoeg om stijging waar te nemen. Verklaringen schoten door mijn hoofd. Hoe kan dit? Houd de zwaartekracht er mee op? Zit er helium in hun darmen? Beam me up Scottie ? Een virus? God..? De dood.. dat zeker. Wie te dicht bij de zon vliegt... Icarus fluisterde ik..
Ik scheurde door de poort van het landhuis.. en rende het huis binnen.. niemand te vinden.

20.00 Hoop en wanhoop.

Het hert ligt in het vizier. Klaar om gedood te worden.. De duisternis valt langzaam over mij. Terwijl ze sierlijk naar de open plek toe loopt Ik volg haar met de loop..Opeens luiden de klokken van het landhuis. Ik schrik en mis. Schiet nog een keer. Mis haar hoofd maar raak het boven been. Het hert strompelt de bosjes in. Ik schiet op de groene duisternis en hoor de takken breken onder het gewicht van het vallende hert.
Daar stonden ze midden op de weg; een grote zwarte hengst met daarop Antoinet van Rede. Antoinet gilde en lachte. Haar lange zwarte kleren gaven haar vleugels die dwars door de wind heen sneden.“De paarden zullen de wereld erven, je zult het zien.. och lachend kind, geniepig klein monster dat je was. Ik leerde je het ware geloof. Van dier en mens en Jezus Christus. Jij, oh onbeschaafd klein Golem, jij rijd een mechanisch graf, gij hebt gezondigd.” Ze draaide zich lachend om en galoppeerde voor ons uit richting de kerk.

Mijn rood doorweekte kleding kleurt door het stinkende bloed. Ik sleep het hert naar de hut toe om het buiten het bereik van roofdieren te brengen. Het zat zo vol met gaten dat ik er bijna door heen kon kijken. Dit moest gebeuren.. vals alarm mocht geen twee weken aan eten kosten..

Eigenlijk wil ik daar zijn. Daar waar de klokken luiden. Er was iemand of in ieder geval iets. Een dier een mens. Een indringer, een indringer in het heilige domein. Een grote klap recht in mijn hart; daar is hij weer die verdomde hoop. Klaar om in stukjes te worden geragd door de teleurstelling.

Zodra we het kerkplein opreden trok het bloed uit mijn gezicht. Ik slikte. Daar hingen mijn ouders. Perfect in kerkkleding. Klaar om met god te praten, mijn vader was in slaap gevallen zoals altijd als hij naar de kerk ging. Mijn moeder klapte op haar eigen maat. Haar stem scheurde door het vrome gezang heen.. ik rende naar de kerktoren. Beklom de trappen om maar dichter bij hun te zijn. Om ze te kunnen smeken naar beneden te komen. Opeens werd er achter mij geroepen..”Golem.. Golem Ik zal ook vliegen Golem ik zal vliegen zoals iedereen”. Antoinet haalde me in op de trappen en toen ze boven was, sprong ze.. ze viel en gilde en lachte “Ik vlieg.’’ Ze greep de mensen die ze in haar val tegen kwam. En gilde tegen ze: “zie ik vlieg”. Ze hield zich aan hun vast maar was niet sterk genoeg en uiteindelijk viel het oude mens uit elkaar op de straatstenen.. dood.

20.30 Het verlies van werkelijkheid.

Ik rijd in volle galop door het bos, grijp naar mijn telefoon om het huis te bellen. Shit, vergeten. Die ligt nog op tafel. Ik rijd op het kerkplein aan. Maria voelt dat er haast bij is, geen kerkdienst meer vandaag, we rijden door. Mijn gedachten spelen door:“Antoinet zweefde niet”. Misschien waren er meer? Misschien hadden ze mij dan eindelijk gevonden. Je weet niet hoe de technologie er voor stond in andere gebieden.. je weet het niet.. Misschien doet daar niks het meer en kunnen ze me niet horen, niet zien. . misschien doet alles het maar is het alleen duister in mijn hoofd.. Ik praat met de dag. En de dag zei niks terug. Zwijgzaam als hij hoorde te zijn.”

Mijn moeder glimlachte en raaskalde: “ Ik ben zo gelukkig. Ik ga naar God.” Ze giechelde. Ik begon zachtjes te praten tegen mijn ouders: “Mams, paps kom naar beneden. Jullie zijn als Icarus, jullie gaan sterven.” Mijn moeder fluisterde terug: “ dat weten we schat, dat weten we. Niemand is ooit in deze vorm bij de hemelpoort aangekomen.” Er is daar geen vaste stof. Alleen onze zielen.. maar maak je geen zorgen. Jij gaat ons straks vinden. Jij zal nooit alleen zijn”.

Opeens ging het alarm van mijn auto af; Ik maakte stappen van drie treden en voelde binnen vijftien seconden de grond onder mijn voeten.. Maria had net zo lang met haar handen tegen de voorruit geslagen tot het glas in splinters was veranderd. Haar vuisten zaten onder het bloed. Ze kroop door het raam en gaf mij een zoen. Ik hield haar vast. op het moment dat ik me ontspande duwde ze zich van me af, Ik moet gaan. Ze klom op de auto en zette zich af. In no-time zat ze vier meter in de lucht. opeens ging mijn telefoon over.

Het was Maria, ik probeerde haar te overtuigen dat ze terug moest komen, dat ze me niet alleen moest laten. “ Jij begrijpt het niet” schalde het door de speaker. “Je voelt het niet. Doet alleen wat jij denkt dat je moet doen niet wat je voelt. Het gaat zo regenen Peter en je moet weg. Raak het niet aan drink niet van het water. denk niet aan het water, droom niet van het water.. het gaat zo regenen.”

Ik schuilde voor de rode regen in eenzaamheid. Alleen. Twee dagen en twee nachten. Tot alles over was De dag praatte met mij, de nacht praatte met mij, de ochtend had een grote mond. Maar ik verlangde naar geen van hen, alleen naar jou.

21.00 De wederopstanding van liefde.

Ik galoppeer naar het landhuis. En tot mijn verbazing staan alle deuren open. Ik rijd op Maria naar binnen. Het lijk wel of er een leger door heen gelopen is. Maar er is niemand om dat na te vertellen.. Ik slik. Hoop raast van binnen. terwijl ik de telefoon van de tafel grijp... .Twintig oproepen gemist.. hoelang was ik weg? Welke dag was het vandaag. Ik staar naar de telefoon. knipper met mijn ogen. Een tinteling schiet door mijn buik recht me hoofd in. . Mijn benen trillen mijn duim zweeft boven de belknop; ik wil weten wie dit was, wie mij heeft gebeld en bovenal ik wil de menselijke stem horen. Plotseling schiet een sms-symbool in beeld. First contact, had ik altijd anders voor gesteld. Iets met helikopters en mannen die langs touwen naar beneden schieten. Of een nomadenstam op paarden. Maar natuurlijk zouden ze me bellen en sms’en. Dat is de makkelijkste manier om iemand te bereiken. Nou ja, zo lang de zendmasten niet kappot zijn.

De nacht praat met mij, ze is vers. Jong als een kind. Oud als de rotsen onder haar. Langzaam onthult ze haar stem, onthult ze wie ze eigenlijk is en wat ze wil van mij. Ze wil mijn slaap, mijn lichaam, mijn dromen. .. ze wil het bos, het bos is van haar vannacht. Niet meer van mij.. Ik geef het haar want morgen zal alles anders zijn. Morgen zou zij haar kleren uittrekken.

Met trillende handen open ik het sms’je....

Onbekend nummer.

Jij bent mijn Adam. Vind mij, zoek mij, bel mij, ik kon niet langer wachten.. vind ons.. leef ons. De tijd was op, de tijd is altijd op en zal nooit meer terugkomen. Maar jij zult nooit meer alleen zijn. Vind ons.
05939338..3993839..39383..393883..3839938..381739..3889392..293822882...0101010010110001

Mijn hart klopt. Hoe kan ik verliefd worden op cijfers en woorden.. mijn trillende vingers toetsen de nummers

Ik bel., de klanken van een vrouwenstem klinken schel door de hoorn. ... “mijn naam is Eva. Vind mij”... en haar woorden werden tonen en tonen werden een ritme. En het ritme werd de nacht, de stille warme nacht.

.....Tuut tuut tuut tuut tuut......




|
This entry was posted on 08:02 and is filed under . You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

0 reacties: