Teken mij
14:39 | Author: Douwe Jan Schrale
Teken mij zei de wind tegen de jonge vrouw,
teken mij in mijn volheid.
De jonge dame raapte haar tekenspullen van de grond
en probeerde behoedzaam het tekenpapier vast te houden.
Asjeblieft wind, ik wil je wel tekenen. Maar je beweegt te veel.
Aah fluisterde de wind, natuurlijk ik ben een gentlemen .
En hij ging naast haar liggen..
Ze schetste en schetste.
Maar de wind kon zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen
en kwam steeds weer kijken..
en opnieuw en opnieuw en opnieuw.

Nee dat ben ik niet… Zo ben ik niet nu ,zei de wind..
Maar dat was je net nog wel wind. Je beweegt.
Je veranderd je neemt blaadjes mee, papiertjes raapje op
Ga weer zitten en ik teken je beweging.
Maar de wind kon zich niet in houden.


Nu is het genoeg brieste het meisje…
Je mag pas weer kijken als je een steen voor mij hebt gevonden/
Een die mijn papieren bij elkaar kan houden…
De wind ging zuchtend op pad en het werd stil op de vlakte
De zon scheen, de krekels ritselde, Het graan kraakte.
De lucht trilde en de weg werd een spiegel die voorbei rijdende auto’s met asfalt beplakte

Het meisje zat daar en wachtte. Tot de wind ..weer terug kwam
Maar het bleef stil.. stille warmte..

Toen er aan de horizon donkere wolken verschenen en het zachtjes begon te regenen, pakte ze haar spullen op.
Ze liep naar huis over het oude kerkpad.
Kleine natte cirkels sierde de stoffige stenen van het plein.
Het dorp veranderde van kleur.
De mensen van het dorp deden de luiken dicht, de bakker haalde zijn luivel binnen.
En oude janus was op weg naar het Café. De regen kon hem niet zo veel schelen.
Ze deed de deur open.
Liep de trap op en kroop tussen de wollen dekens.

Waar ben je Sophie…
Hoorde ze..om het huis heen suizen.
Waaaaaaar ben je Sophie…. De dakpannen begonnen te schudden.
Ik heb je steen Sophie..
plots sloegen de luiken open .
ze klapperden tegen de stenen muur aan.
Ik ben hier wind ik ben hier.. antwoordde ze.
Maar de wind hoorde haar niet..
Opeens barste het gele glas van haar zolder kamer.
Aaah daar ben je Sophie. bulderde de wind.
Ik heb je overal gezocht.
De steen Sophie ik heb hem gevonden.
Ik moest het de rivieren vragen,
Ik moest het de zeeën vragen
Ik moet het de bergen vragen
Maar ik heb een ster voor je gevonden
Met een dof geluid lande de steen op de tafel
Tussen de scherven van het raam.
Het was een steen die Sophie nog nooit gezien had.
Ze kende diamanten, ze kende edelstenen..
Maar deze steen voelde ze..ze kon hem horen net als dat ze de wind kon horen
De steen neuriede.
Alle kleuren die ze kende vond ze..
Ze zag de wind in de steen en ze zag zich zelf in de steen
Ze pakte de steen op, stopte hem in haar zak en liep naar haar teken spullen..
Ga naar buiten wind en laat mij jou tekenen
De wind ging naar buiten en de zon kwam terug.

En ze tekende,
Ze tekende het dorpsplein dat langzaam op aan het drogen was.
En mensen die hun luiken open deden
Ze tekende Janus die terug kwam uit het café en hoe zijn hoed afwaaide
Ze tekende de bakker die zijn luifel weer naar beneden deed.
Ze tekende een blaadje dat danste in de lucht
En ze tekende, ze tekende, ze tekende..
De wind.

Voor Astrid.